Oud-collega Harrie van Rooijen is namens Het College op pad aan het gaan om verhalen te verzamelen over het oude College. In gesprek met mensen komen mooie herinneringen naar boven die we graag met jullie willen delen in de nieuwe rubriek 'Uit de oude doos'. In deze tweede editie een gesprek met Maria Lemmen, één uit de groep van de eerste 11 meisjes op het Bisschoppelijk College (schooljaar '62/'63). Met haar kijken we terug op die Collegejaren.
Eerste groep meisjes
Maria Lemmen maakte deel uit van de eerste groep meisjes die op het Bisschoppelijk College toegelaten werden, op het gymnasium; in het schooljaar ‘62/’63. Elf meisjes op een totaal van meer dan 600 leerlingen. Ze kijkt terug op haar Collegetijd. Bij elkaar drie jaar, voordat ze aan het einde van het 3de jaar naar de kweekschool in Echt ging. Ze vertelt erover vanuit deels geschreven herinneringen.
Begin jaren ’60 gingen meisjes nog zelden naar het gymnasium. In de regio Weert helemaal niet. Als het al niet vanzelfsprekend was dat ze naar de huishoudschool gingen of misschien de (M)ULO, dan was het de MMS. Die keuze werd bepaald door hun afkomst. Voor de meisjes uit de kerkdorpen was de MMS eigenlijk geen optie. Die was voor dames, niet voor boerenkinderen. Wellicht kwam dat ook omdat de MMS in Weert geleid werd door de zusters Ursulinen, van oudsher een zeer standsbewuste orde, waarvan de leden meestal uit de hogere burgerij kwamen. Maria wilde niet naar de MMS.
“…………… De Ursulinen waren keihard en standsbewust. Het was een opleiding tot mevrouw. Er ging een verhaal rond over spelende kinderen op de Cour van de MMS. Op een gegeven moment werden ze weggestuurd: “Hup, boerenkinderen naar binnen. Dan kunnen de dames pauzeren.”, moet de Ursuline van dienst gezegd hebben.
Ik wilde daar niet naar toe. Daarnaast wist ik uit de verhalen van mijn oudere broers die op het College gezeten hadden wat daar allemaal was en een beetje hoe het daar aan toe ging………”
Waarmee niet gezegd is dat ze zelfverzekerd de school binnenstapte. Immers, verhalen kunnen ook een wereld beschrijven die (nog even) ver weg is.
“…………….Die magische wereld ga ik betreden. Het is geen onverdeeld genoegen, want er is niemand die me onder de hoede kan nemen. Door een virtuele duw in de rug moet ik de deurpost loslaten en struikel ik de nieuwe wereld in…………….”
“………………..Ik ben er qua uitrusting helemaal klaar voor. Inwendig totaal niet. Ik ben onzeker en bang. Er zijn geen vriendinnen met wie ik die onzekerheid kan delen. Zullen die nieuwe klasgenoten me wel aardig vinden? Op de lagere school hadden we een vrij homogeen samengestelde klas. We kwamen nagenoeg allemaal uit de arbeiders- of lagere middenklasse. Dat was wel zo rustgevend. Op het College, dat weet ik van Jan, zitten de kinderen van de elite van Weert. Naast de internen die uit kapitaalkrachtige milieus uit den lande komen, domineert de populatie van de Paulusstraat en omgeving, de sjieke buurt. Verder heb je de goeie leerlingen uit de buitenijen, ook meestal van welvarende achtergrond………………….”
Een eerste balans
Een hele stap, maar eentje die de moeite waard is gebleken. Na het eerste jaar kent ze de ins en outs van het Bisschoppelijk College en maakt ze een eerste balans op.
“…………………Het zit erop dat bijzondere jaar. Zonder slag of stoot ging het niet. De komende vijf jaren moet ik me meer gaan inzetten. Wat heb ik geleerd in dit jaar? Ontzettend veel! In de eerste plaats is er door de leraren geprobeerd om ons zelfstandig denken aan te leren. Dat is moeilijk na een lagere schoolperiode, waarin het toch vooral om uit het hoofd leren en kopiëren ging. Zelfstandig denken vereist durf en het loslaten van oude leertechnieken. Niet alleen kritiekloos aanvaarden, maar de ‘waarom-vraag’ stellen. Ik ben daar niet erg goed in. Als iemand wel zo’n intelligente vraag stelt, denk ik ‘waarom ben ik daar niet opgekomen?’ Ik heb een flink pakket gekregen aan culturele bagage; de wereld van de klassieken, de mythologie, de schoolconcerten, inleidingen in muziekkennis, feestelijkheden rondom jubilea waarin leerlingen een grote rol hebben……………….”
Hoe zag dat er in de praktijk uit?
De voorbereiding
“……………..In de zomer van 1962 kan ik me actief voorbereiden. Er komen brieven over de eerste schooldagen, het schoolgeld, de vereiste materialen voor school. Ik heb een leren schooltas gekregen met twee grote, lange vakken, twee voorvakken en -om alle kennis samen te bundelen- een kloeke riem. Ik denk dat het een verjaardagscadeau voor mijn twaalfde verjaardag is geweest. Dan is er nog die passer, de lat en gradenboog voor de geheimzinnige les wiskunde.
“…………………Begin september kunnen de boeken opgehaald worden om ze te kaften. Ik heb uit een soort schoolfonds tweedehandsboeken gekregen. De prijs is weliswaar laag, maar het betekent toch dat ik er zuinig op moet zijn en er niet in mag kriebelen, anders kunnen ze na het schooljaar niet doorverkocht worden. Slechts één boek moet nieuw worden aangeschaft: de Grote Bosatlas. Die moet jarenlang mee en daarna kan hij bij het grofvuil, want dan spoort hij niet meer met de actualiteit. De prijs is fl.17,50, een rib uit het lijf van mijn moeder……………….”
De start en de dagelijkse gang van zaken
`……………….Daarna is het verzamelen in het eerbiedwaardige gebouw in de stad. Er wordt stug gebouwd aan een nieuwe school buiten het centrum. Wellicht lag het in de planning dat de oplevering van de nieuwbouw parallel zou lopen aan het begin van het schooljaar, maar dat blijkt niet haalbaar.
We worden door mw. Bienemann, een van de vier vrouwelijke leraressen, op de hoogte gebracht van ons lesrooster, de situering van de lokalen en de dagelijkse gang van zaken. Zij heeft als speciale taak de eerste meisjes te begeleiden, want de leraren schijnen de indruk te hebben dat ze toch in zeven sloten tegelijk lopen……………….`
Het lesrooster ziet er aldus uit:
Best een zwaar programma. De nadruk valt bij de vreemde talen op Latijn, uiteraard, want het is een gymnasium, en op Frans. Enkele decennia later is het ondenkbaar dat Engels nog niet in het lespakket van de eerste klas zit.
We beginnen om 8:55 u. De lessen duurden 50 minuten. Daarbij wordt vijf minuten voor de klassenwisseling ingeruimd. De pauze duurt 25 minuten en tussen de middag hebben we van 12:30 u. tot 13:45 u. tijd om de boterhammen op te peuzelen…………...
De start was dus (nog) in de stad, in het gebouw dat het Bisschoppelijk College al sinds jaar en dag huisvestte en het zijn sfeer en mede zijn roep en reputatie gaf.
“………………..Het gebouwencomplex van de oudbouw boezemt diep respect in. Het zijn voor mij tempels van eerbiedwaardige wijsheid. We hebben de meeste lessen in het zogenaamde HBS-gebouw. Dat is eind jaren veertig bijgebouwd om de nieuwe HBS te huisvesten. De klassen zijn licht en ruim. De ramen kijken uit op de Nieuwe Markt, althans op de heg waarachter hij ligt. Toch sijpelen de stadsgeluiden binnen. Op zaterdagochtend is het Markt, met extra geroezemoes voor ons. Dat geeft de dag een feestelijk tintje.
In het hoofdgebouw resideert de directeur, hebben de internen hun chambrettes, de priesterleraren hun kamers en ligt de grote studiezaal van de internen, waar ik het toelatingsexamen heb moeten doen. Toch is voor mij de grootste attractie de aula. Het is een zaal met heel zacht, lichtbruin linoleum. Naaldhakken hebben er verwoestingen in aangericht. Er worden film- en toneelvoorstellingen gegeven. Vooral die professionele bühne spreekt me erg aan. Zware, groene fluwelen gordijnen verbergen het toneel. Als er voorstellingen zijn, dan komen er prachtige decors tevoorschijn.
Onder de hoofdbouw ligt een tunneltje dat je van het HBS-gebouw naar de grote Cour brengt. Na het oversteken van de Cour kom je in het oudste deel van de school waar voor ons het biologielokaal ligt met zijn oplopende banken en waar achter een zwarte gordijnenhoes een echt skelet hangt. Hoogst magisch……………..”
Nieuw gebouw Nelissenhofweg
In november van het schooljaar ‘62/’63 wordt het nieuwe gebouw aan de Diesterbaan/Nelissenhofweg betrokken.
“………………………Op 6 november wordt de overstap naar de nieuwbouw gemaakt. Wat een verschil in sfeer! Een hypermodern gebouw met op de voorkant een grote gevelsculptuur. De prominente tekst daarin in het Grieks (γνωθι σεαυτον) betekent ‘Ken uzelf’! Naar dat inzicht moeten we toewerken. We hebben echter nog een lange weg te gaan. Alle ruimten zijn licht en luxueus ingericht. Er is zelfs een grote kantine met allerlei spelletjes om de middagpauze zinvol te overleven. Voor de meisjes is een afzonderlijke ruimte ingericht voor recreatieve doeleinden en om van kleding te wisselen. Het is de meisjes niet toegestaan om gekleed in lange broek de lessen bij te wonen. De rok heerst: óf de lange broek blijft onder de rok óf hij blijft in die ruimte achter in een kastje. De schoolleiding heeft ongetwijfeld boordevol goede bedoelingen gemeend dat afzondering de minste kans op calamiteiten biedt. In het souterrain bevinden zich een fietsenkelder en een grote studiezaal om tussenuren nuttig te besteden. Immers, dwalen door de stad is er niet meer bij. Jammer genoeg is het een gebouw zonder verhalen en geschiedenis en dus zonder magie. Al het onstoffelijke moet nog worden toegevoegd. We kijken over akkers en bossen uit. Mooi, rustgevend, maar veel minder gezellig dan in de stad. Geen drukte, geen geur van versgebakken brood op weg naar school. Met Marianne fiets ik over de rustige Keulerstraat naar de nieuwbouw. Gelukkig hebben we nog enkele lessen in de oudbouw. Tijdens de pauze wordt er heen en weer gefietst……………….”
Rol en idenditeit
Nieuw betekent niet zomaar modern. De benadering van de meisjes was nogal gebaseerd op bestaande ideeën over hun rol en identiteit.
De meisjes hadden een aparte positie. Of liever gezegd: ze kregen die. Soms vanuit de schoolorganisatie, zoals het aanstellen van een begeleidster, mevrouw Bienemann. Soms omdat het domweg meisjes waren en vanuit allerlei overwegingen anders benaderd werden.
Door de jongens.
“…………………….Omdat het aantal zo beperkt is, kennen de meeste jongens ons van gezicht. Er zijn altijd wel enkele knaapjes die hun eerste verliefdheid op een van ons projecteren. Van alle kanten is er aandacht. Leuk, maar op een gegeven moment ga je het beschouwen als iets wat je toekomt en ga je geloven dat je écht bijzonder bent. Daar word je niet plezieriger door………”
“…………….De jongens van de klas zijn in dat jaar (1) nog niet zo relevant. Ze bestaan en dat is dat. Nauwe contacten tussen de jongens en de meisjes van de klas komen volgens mij niet voor…………..”
Later werd die positie minder uniek. Er kwamen andere meisjes bij.
“……………….Op 4-HBS stroomden meisjes in van de MULO’s in de regio, of van HBS-en buiten de regio Weert. Oudere meisjes en daarom alleen al aantrekkelijkere meisjes, die de aandacht van de jongens trokken…………”
Buitenlesactiviteiten
Bij de organisatie van buitenlesactiviteiten. Vaak ook activiteiten waarmee de school zich wil laten zien. In de jaarboeken die in die tijd verschenen – ook bedoeld als visitekaartje om elders in den lande ouders te interesseren in de mogelijkheden op het Bisschoppelijk College voor hun kinderen – worden de meisjes duidelijk gepresenteerd.
“…………………Als meisjes hebben we een bijzondere positie op het College. De eersten worden gekoesterd en er wordt op gelet. Iedere keer als er iets te doen is mogen we opdraven………”
Een voorbeeld:
“…………………….Op 25 januari (1963) vindt de finale plaats van de Papermindquiz, een quiz over actualiteitenkennis. Als meisjes mogen we per duo assisteren op een quizavond. Marlou en ik zijn tijdens de 16 finaleavond de assistenten. Het toneel is omgetoverd tot een hemel. De quizmaster is de bekende Weerter komiek Lei de Borgie, voor de gelegenheid als Petrus gekleed. Marlou en ik krijgen als engelen vleugels aangemeten. Het is een vrij stevige ijzeren constructie, bedekt met tule. We moeten decoratief naast de ingang van de hemelpoort staan en assisteren bij de goochelkunsten van Jan Gruijthuysen, een leerling van het College. Wij moeten ervoor zorgen dat bijvoorbeeld het weggetoverde konijn, goed tussen de voering van het doosje blijft zitten. Als dank voor onze aanwezigheid krijgen we een mooi bloementuiltje met hemelse fresia’s………………………”
Ook bij jaarlijks terugkerende activiteiten, zoals het directeursfeest en de Courspelen ihkv missiezondag.
“……………..Op 21 oktober vinden in het kader van missiezondag de Courspelen (1) plaats. Daar doen wij meisjes, als aparte groep, aan mee. Gekleed in onze gymnastiekkleren moeten we allerlei behendigheid- en waarnemingsoefeningen doen zoals snel over een smalle plank lopen, balletjes opvangen en geurherkenningen doen. Van het evenement heb ik nog enkele foto’s in mijn album. Voor de gymnastieklessen moeten wij speciale kleding hebben. De uitvoering is vormvrij. Maar, meisjes zijnde, moet daar toch een zedig rokje bij zijn. Mijn schoonzus Truus is een uitstekende coupeuse. Die maakt voor mij een verre van tuttig rokje.
Ondanks onze goede bedoelingen behalen we geen prijs. Na de spelen is er nog een fancy-fair, maar ik begeef mij eerder huiswaarts……………..”
(1) De Courspelen maakten deel uit van de activiteiten van “Mittovos”, een actieve missievereniging onder leiding van de prefect van de externen, Joske Jansen.
Het maakte in een bredere zin deel uit van het rijke culturele leven op het Bisschoppelijk College in die tijd. De leerlingen werden op allerlei manieren in contact gebracht met toneel, (klassieke) muziek, literatuur en film. Ze kregen echt “iets mee”. Ook al stonden ze er niet altijd meteen voor open. Er waren activiteiten vanuit een vast terugkerend programma. Daarnaast werd er bij gelegenheden flink uitgepakt. Een paar voorbeelden:
“………………………Het valt me op dat er veel te beleven is buiten de lessen; films, toneelstukken, concerten. Er wordt een begin gemaakt met een degelijke vulling van de culturele bagage. Op 12 maart wordt ter gelegenheid van het jubileum van dhr. Vullinghs het toneelstuk ‘De Rode Pimpernel’ opgevoerd. Geweldig!
“………………..Op 18 maart wordt op het Tranchee met een receptie het 40-jarig priesterjubileum gevierd van dhr. Vullinghs, directeur van de Handelsdagschool én leraar Frans. Een van de leerlingen is ‘arbiter elegantiarum’. Wat een schitterende benaming! Hij praat de culturele bijdragen van de leerlingen aan elkaar. Onze klas mag ook opdraven. We hebben onder leiding van dhr. Tonnaer twee traditionele liedjes geleerd, die voor de gelegenheid van een aangepaste tekst zijn voorzien. ‘Bon voyage chèr Pierre Vullinghs (a Saint Malo débarquer sans naufrage?????)’ en ‘A la Monaco (l’ on chasse ????)’. O, er is nog veel meer te doen rondom dit jubileum, maar dat is aan de hogere klassen en de docenten voorbehouden………………..”
“……………………..Een van de nieuwe fenomenen is het schoolconcert. De laatste twee uren van een lesdag vervallen, zodat wij een schoolconcert kunnen bijwonen in de aula, want niet bij brood alleen leeft de mens. Op 28 september 1962 vindt tussen 15:15 u. en16:15 u. het eerste schoolconcert plaats. In dit geval zijn de leden van Het Nederlands Blazersensemble de uitvoerenden. Omdat de aanwezigheid verplicht is voor iedereen, is het publiek niet echt enthousiast. Arme Blazers! Ik ga graag naar de concerten, niet omdat ik ze allemaal mooi vind, maar omdat concerten horen bij de cultuur van de wereld die ik zo graag wil leren kennen. Mijn enige zorg is: op welk moment worden we verondersteld te klappen? Niet te vroeg, want dat is gênant, niet te laat, want dat is zielig voor de artiesten…………………”
“……………………Op 13 november is er weer een schoolconcert met een opera door ‘Three’s a company’. De leerlingen zijn nu en dan aan het klieren. Er wordt een stinkbom geplaatst. Puberjolijt! De meisjes krijgen een veeg uit de pan in het onvolprezen leerlingenblad Kriterion. Bovendien was het veelvuldig gegiechel en gesnoep der meisjes erg hinderlijk. Kom, kom, meisjes, flink zijn. Dit soort artikelen is, hoewel pijnlijk voor ons, toch leesbaar. Kriterion blinkt in mijn herinnering uit in gedichten waarvan ik geen snars begrijp. Rijmen is ten strengste verboden. De metaforen moeten bizar zijn. Zowel leerlingen als leraren fabriceren duistere gedichten. Leraar Hunnekens kan zich eraan te buiten gaan. Een strofe van een gedicht van hem in het jaarboek als voorbeeld: “geef niet om het kankergrijs een zon van kleuren breekt ook in ogenijs een felle scheur van licht maar nooit opeens”……………….”
“……………….Op 10 december is er weer een schoolconcert. Een sopraan en een pianist brengen volksliederen en daarop geïnspireerde gezangen naar voren. Het dreigement dat ieder die er niet naar toe gaat in de klas kan blijven, zorgt voor een uitpuilende zaal……………….”
“……………….Op 15 januari is er weer een schoolconcert. Deze keer gaat het om toneel. De actrice Helene Oosthoek geeft in haar uppie een voorstelling van het middeleeuwse stuk Elkerlyc. Ze speelt alle personages door gebruik te maken van maskers op stokken. Ze draagt een los gewaad en staat op hoge toneelklompen, de cothurnen. Ze begint met op verwijtende toon te zeggen dat ze, in plaats van deze voorstelling te geven, eigenlijk in bed had moeten liggen met een thermometer in de mond. Net alsof wij haar gedwongen hebben tot iets wat zij eigenlijk niet wil. Het jaarboek meldt: De actrice is niet goed bij stem tengevolge van een keelaandoening.
Dit en het feit dat het stuk voor de lagere klassen vrij moeilijk is, doen enigszins afbreuk aan de vrij hoogstaande uitvoering. Ik vind het stuk zelf nu en dan een tikje belachelijk, maar toch wel intrigerend…………………”
De uitslag
Tenslotte de uitslag.
“…………….Op 13 juli komt het verlossende woord ‘JA!!’ Om 10:00 u is het allemaal verzamelen in de oudbouw, waar wordt meegedeeld wie er over zijn gegaan en wie de algemene prijs krijgt als beste leerling en wie er ‘troost’prijzen krijgen vanwege het uitblinken in bepaalde vakken. Hans Breemer en Riny Theunissen krijgen de prijs als beste leerling. Volgens mij heb ik ook nog een oorkonde voor muziek en gymnastiek gekregen. Het is jammer dat een van de meisjes () het niet heeft gehaald. We zullen haar volgend jaar niet meer terugzien……………”